Het Jaar van de Zeilwagen

van Johan Been

samengevat en naverteld door Jenneke Groeneveld


Archivaris Johan Been treedt in de voetsporen van Sherlock Holmes en start een puzzeltocht naar de juiste datum waarop een bijzondere tocht met een zeilwagen over het strand plaatsvond.

In de tijd dat paarden, schuiten, karren en sleden de gebruikelijke vervoermiddelen waren, moet een tochtje met een zeilwagen over het strand van Scheveningen naar Petten een bijzondere gebeurtenis geweest zijn. Behalve dat die zeilwagen op zich al een sensatie was, betrof het hier een tochtje van een zeer illuster gezelschap, te weten Prins Maurits en een groepje prominenten en hoogwaardigheidsbekleders. Over het ritje langs het strand, dat in de eerste jaren van de 17e eeuw plaatsvond, is toentertijd, waarschijnlijk door niemand direct verslag gedaan. Daarom is de datum waarop het tochtje plaats vond moeilijk te achterhalen. Wanneer Johan Been merkt dat de geopperde datum van het tochtje niet in overeenstemming is met de privéomstandigheden en bezigheden van de passagiers, wordt de archivaris/speurder in hem wakker en gaat hij op zoek naar relevante sporen uit het verleden.*)

1600 Met de zeilwagen van Scheveningen naar Petten

F. Muller vermeldt in het eerste deel van zijn "Beredeneerde Beschrijving van Nederlandsche Historieplaten enz." bij nr. 1157, onder het jaartal 1600: Afbeelding v(an) den togt v(an) Scheveningen naar Petten langs het strand, 14 mijlen of uren gaans in 2 uren met den zeilwagen uitgevonden door S(i)m(on) Stevin. In de wagen zaten Prins Maurits, die hem bestuurde, de Groot, toen 15 jaren oud, de Fransche Gezant Buzenval, de gevangen Admirant Mendoza, en anderen, tezamen 28 personen."
En iets verder: "De juiste tijd van dien tocht is niet wel bekend; de platen schijnen in 1612 voor het eerst uitgegeven te zijn; de tegenwoordigheid v(an) d(en) Admirant Mendoza doet die echter veilig in het laatst v(an) 1600 stellen, daar Mendoza tot dien tijd in den omtrek van 's-Hage, later elders, gevangen zat, en eerst den 29 Mei 1602 tegen alle de in Spanje gevangen Nederlanders uitgewisseld werd; ook de leeftijd van de Groot bevestigt die tijdsbepaling."



Been daarover: "die bewering roept vragen op, want Casper Brandt meldt in zijn levensbeschrijving van Hugo de Groot, dat deze op 10 april 1583 te Delft werd geboren. Eind 1600 was hij dus geen 15, maar 17 jaar." Ook is het niet duidelijk voor Been, waarom Muller een leeftijd van 15 jaar noemt. "Een drukfout is onwaarschijnlijk, want er vond geen correctie plaats in de Errata, die werden opgenomen in het in 1882 verschenen 4e deel van de Beredeneerde Beschrijving van enz."
Dus vroeg Been aan de archivaris van de gemeente Delft in de doopregisters te zoeken naar de geboortedatum van De Groot. Hij kreeg echter geen antwoord, ondanks zijn opmerking dat er wel vaker verschil bestaat tussen een algemeen aangenomen geboortedatum en de geboortedatum volgens een doopregister (of andere bronnen), iets wat bijvoorbeeld ook het geval is bij Maarten Harpertsz. Tromp en bij Almonde.

1600: onjuiste datering van de zeiltocht?

Been denkt dat Muller zich heeft verschreven bij de vermelding van het jaar 1600 en wijst erop, dat het een jongensportret**) is dat Brandt geeft van De Groot. Dat zo'n jongetje, dat niet eens familie van een van de andere aanwezigen, in dat voorname gezelschap werd meegenomen, is volgens Been alleen geloofwaardig als dat jongetje een belangrijke positie bekleedde, bijvoorbeeld als historieschrijver. Maar dat werd De Groot pas officieel in 1602. Kortom: de vermelding van de aanwezigheid van een toen 15-jarige De Groot maakt het niet waarschijnlijk dat de tocht met de zeilwagen in 1600 plaats vond. Vervolgens bekijkt Been of uit de aanwezigheid van Francis de Mendoza (de Spaanse generaal die tijdens de slag bij Nieuwpoort gevangen genomen werd) de datum van de tocht met de zeilwagen valt vast te stellen.



Mendoza's verblijfplaats tijdens zijn gevangenschap in 1600


Muller stelt, dat de zeilwagentocht met Mendoza aan boord plaatsvond toen Mendoza "bewaardt wierdt" op het huis Persijn in de omgeving van Den Haag. Maar, zo zegt Been, uit de Resoluties van de Staten van Holland en West-Friesland blijkt dat pas in de vergadering van 25 mei 1601 werd besloten om Mendoza op het Huis te Persijn of in Den Haag onder te brengen. Tot dat moment zat hij onder een strikt regime gevangen op het kasteel van Woerden in een getralied onderkomen. Een verlof-uitje met een zeilwagen lijkt daar nauwelijks bij te passen. De situatie veranderde echter toen Mendoza, begin 1601, de voorwaarden van de Staten-Generaal accepteerde voor de vrijlating van de Staatse gevangenen uit Spaanse gevangenschap. Dat kan geleid hebben tot een soepeler behandeling van Mendoza.

In het najaar van 1602 was Mendoza niet meer in de Nederlanden; de tocht met de zeilwagen moet dus in 1601 hebben plaatsgevonden. Begin juli 1601 was Mendoza in Den Haag, wat blijkt uit bewakingsvoorschriften en een lijst van hem ter beschikking gestelde meubels. Dat suggereert dat hij in Den Haag beter behandeld werd dan eerder in Woerden. Op verzoek van de broer van de Deense koning, de hertog van Holstein (aan wie de Staten het huis van de graaf van Hohenlohe als residentie ter beschikking hadden gesteld), mocht hij daar zelfs dineren. Die grotere bewegingsvrijheid maakt het mogelijk dat Mendoza aanwezig was bij de tocht met de zeilwagen. En warempel, Hugo de Groot noemt onder degenen die die eerste tocht meemaakten, ook de hertog van Holstein!
De tocht met de zeilwagen kon dus pas plaats hebben gevonden ná 25 mei 1601 en vóór het najaar van 1602, toen Mendoza hier niet meer te lande was.

Is een nauwkeuriger bepaling van de datum mogelijk?

Voor een nauwkeuriger bepaling van de datum gaat Been na of er in de ordinantiën van de Staten-Generaal iets te vinden is over de verblijfskosten van de hertog van Holstein ten laste van de Staten-Generaal. Dat is niet zo. Wel wordt in een resolutie van 30 augustus 1601 vermeld dat de hertog van Holstein van plan is naar Oostende te gaan om daar het beleg te bekijken. Van een diner met Mendoza op die datum is geen sprake. Ook de zeilwagen wordt in de ordinanties en resoluties van de Staten-Generaal niet genoemd. In de stadsrekeningen en de notariële protocollen is evenmin iets te vinden over de zeilwagen en ook in het archief van het Koninklijk Huis (de zeilwagen is particulier eigendom van prins Maurits) wordt niet gerept over de zeilwagen of over een verblijf van de hertog van Holstein. 'De sleutels van de Sont' waarmee Been hier bedoelt, méér informatie over de hertog van Holstein, is te vinden in Amsterdam', maar helaas, ook de speurtocht in het gemeentearchief van Amsterdam liep uit op een dood spoor.

De conclusie van Been's speurtocht

Omdat archiefonderzoek Been niet verder helpt, redeneert hij als volgt: De vesting Oostende was volgens Van Meteren in die tijd een "Academica ofte hooghe Schole van alderhande Crijghsvolck". Hij schrijft 'selve uyt Vranckrijck ende Engelant quamen den Crijghs-liefhebbenden Edeldom, Heeren ende groote Meesters daer binnen, om de defensie te sien: ooc veel Vorsten uyt Duytslant... ende selve den Broeder vanden Coningh van Denemarken'. De hertog van Holstein is dus, zoals hieruit blijkt, na 30 augustus 1601 inderdaad naar Oostende gegaan. Been veronderstelt dat de zeilwagen zijn eerste tocht pas maakte na terugkeer van de hertog van Holstein uit Oostende, ook omdat Hugo de Groot in een gedicht**) spreekt over een strelende zoelte, "zulks als een zomerrit". Been concludeert hieruit dat het weer tijdens de tocht aangenaam was, alsof het zomer was.

Ten slotte: Dankzij het feit dat De Groot in een reeks van Latijnse gedichten de tocht met de zeilwagen vereeuwigd heeft, is De Groot voor Been de meest geloofwaardige getuige. Op 9 november 1601 kreeg De Groot officieel een bezoldiging als geschiedschrijver en het is mogelijk dat hij dat te danken heeft aan zijn deelname aan deze historische zeiltocht. November maakt dus de meeste kans als maand van de zeilwagentocht, waarbij wel bedacht moet worden dat prins Maurits van 12 tot 27 november 1601 bij de belegering van Den Bosch was. Hoe dan ook, Been wil het jaar 1601 aanmerken als het jaar van de zeilwagen, met aan boord de 18-jarige Hugo de Groot.

*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*-*


*) "Het jaar van de Zeilwagen", in: De Nieuwe Gids, sep. 197, blz. 1-11;
Een half jaar na dit artikel schreef Johan Been in het tijdschrift Buiten, 16 feb. 1918, nog eens over de zeilwagen. De titel luidde nu: "De Zeilwagen van Prince Mouringh" , geschreven in Beens huisstijl: 'een vertelling voor jong en oud'.
**)Prent bij de tocht van de zeilwagen van Stevin en het jeugdportret van Hugo de Groot, zijn beide gemaakt door Jacob de Gheyn.