Een Brielse 1-april klok voor prinses Juliana



door Jenneke Groeneveld




In juni 1916, midden in de Eerste Wereldoorlog, leek de vrede verder weg dan ooit. Aan bijna alles was gebrek, maar ondanks die murw-makende ellende lukte het Johan Been toch om dagelijks in zijn oorlogsdagboek over de stand van zaken -ver weg en dichtbij- verslag te doen. Tussen al die neerslachtige en mistroostige berichtjes kon hij, plotseling en geheel onverwachts, er eentje aan toevoegen dat qua toon en inhoud boven de dagelijkse misère uitsteeg.

Op 19 juni 1916 noteerde hij: 'Bezoek van de heer Van Wijk uit Den Haag, aan wie de Koningin opgedragen had een klok te maken, welke niet alleen het lievelingsdeuntje van Prinses Juliana speelde, n.l. 'In naam van Oranje, doe open de poort!', maar daarbij ook de figuren, verbonden aan het Geuzenfeit, in actie toonde. Deze klok zou een Kerstcadeau voor de Prinses zijn. Het tableau moest zo natuurgetrouw mogelijk zijn, en daarom kwam gemelde heer bij mij. Ik liet hem de verschillende hier aanwezige schilderijen en platen zien, maar, gelijk ik wel vermoedde, beviel hem het meest het tableau in figuren, hetwelk op 1 April 1872 toen Koning Willem III bij de familie Lette lunchte, op de reusachtige taart gestaan had, welke als middenstuk dienst had gedaan.'*)





Het bezoek van de heer Van Wijk moet voor Been een welkome afwisseling in de dagelijkse treurige sleur zijn geweest. Het was niet alleen een beetje erkenning voor hemzelf en zijn beroep als archivaris en conservator, maar nog meer voor het museum dat hij onlangs had opgericht. Want daar was immers het materiaal voorhanden dat nodig was voor deze opdracht. Nog belangrijker voor Been was natuurlijk het feit dat hij zich, direct dan wel indirect, kon wijden aan dat wat hij als zijn levensopdracht beschouwde: het promoten van zijn historische geboortestad. Maar het allerbelangrijkste moet voor hem toch, als vurig Oranjegezinde, geweest zijn, dat hij iets kon bijdragen aan een koninklijk kerstcadeau: een klok voor prinses Juliana.

Hoe indrukwekkend het bezoek van de heer Van Wijk voor hem ook geweest moet zijn, en hoe graag hij dit nieuwtje van de daken had willen schreeuwen, erover schrijven voor zijn kranten en tijdschriften mocht hij niet. Voorlopig kon Been dit primeurtje alleen maar aan zijn dagboek toevertrouwen. Het was een geheim en dat zou het tot Kerstmis van dat jaar moeten blijven.

Dat juist klokkenmaker H. Th. F. van Wijk de opdracht kreeg, zal geen toeval geweest zijn. Al bijna dertig jaar lang had de heer Van Wijk de klokken van zowel de Haagse paleizen als die van Paleis Het Loo in onderhoud. Daarnaast kwam het regelmatig voor dat Van Wijk de opdracht kreeg een nieuwe klok te vervaardigen. Een klok als cadeau, zowel om te geven als om te ontvangen, was in de Koninklijke familie een geliefd geschenk, zoals blijkt uit het boek 'Koninklijke Klokken'.

Tijdens een bezoek van de heer Van Wijk aan Den Briel vroeg Been hem eens hoe hij aan de 'vorstelijke opdracht' gekomen was. Die opdracht, zo vertelde Van Wijk, had hij tijdens de Winkelweek in Den Haag ontvangen. Toen was de koningin gewoon even zijn zaak binnen komen lopen en had hem in het kader van de bevordering van de Oudhollandse nijverheid, de vervaardiging van zo'n ouderwets meesterstuk opgedragen. Om het geschenk wat persoonlijker te maken, wenste de koningin dat het carillon in de klok het liedje zou spelen dat de prinses graag zong: "In naam van Oranje, doe open de poort!" Daaraan zou dan de historische gebeurtenis van 1572, de inneming van Den Briel verbonden kunnen worden. **)









Het kerstfeest van 1916 kon dat jaar op paleis Het Loo gevierd worden, met daarbij het kerstgeschenk voor de prinses, een klok die 's morgens driemaal en in de namiddag viermaal het liedje, 'In naam van Oranje, doe open de Poort!', liet horen.
Het was een forse Oudhollandse staande klok geworden, bijzonder hoog en gemaakt van oud eikenhout, belegd met kostbaar notenwortelhout en versierd met ornamenten en beeldhouwwerk in Louis XIV-stijl. Op de kast ziet men een krans, gevormd door bijlen en ander wapentuig uit de Geuzentijd, en een beeld van de Griekse God Kronos. Bovenop de kap staat Atlas, die de wereldbol torst. Op de wijzerplaat prijkt bovenin een schalks maantje dat de maanstanden aangeeft en daaronder mechanisch aangestuurde figuurtjes die als een soort kalender functioneren.
Onder de wijzerplaat zien we in de klokkenkast een ruimte, met daarin een mini-toneeltje met een panoramisch uitzicht op de vesting van Brielle zoals die rond 1572 geweest moet zijn. Aan beide kanten van die ruimte staan de portretten van Lumey en Bloys van Treslong. Rechts van een grasvlakte, die tot aan de rivier de Maas loopt, staat de Noordpoort met de vestingwerken. Aan het einde daarvan is de korenmolen zichtbaar. Achter de vestingmuren steekt de toren van de Catharijnekerk boven alles uit, als een baken voor de zeevaarders.







Komt de grote wijzer van de klok aan bij een heel uur met een even getal, dan begint het klokkenspel het bekende liedje: 'In naam van Oranje' te spelen. Tegelijkertijd rijst er dan uit een ruimte onder de grasvlakte een bewegend toneel op. Daarop komen meteen de Watergeuzen aanzetten, aangevoerd door een bevelhebber en twee commandeurs gekleed als edelmannen. Bossen stro en droog hout worden onderaan de poortdeur gelegd en in brand gestoken. De rook stijgt op en is tot ver in de omtrek te zien. Een groepje andere mannen komt met de scheepsmast aanzetten om daarmee, in naam van Oranje, de poort open te rammen. Tegen het einde van het vers van het lied van Koppelstok, zakt het toneeltje weer naar beneden, om na twee uur weer te voorschijn te komen. 's Nachts speelt het carillon overigens niet.


In het voorjaar van 1917 mocht de klok van Prinses Juliana het paleis verlaten om voor een week tentoongesteld te worden. Voor die tentoonstelling ontving ook Johan Been een uitnodiging. Na het bewonderen van de klok, die veel indruk op hem maakte, praatte hij nog eens na met de heer Van Wijk. Uit dit gesprek bleek dat de koningin de verschillende voorstellingen van de inneming van Den Briel 'persoonlijk aan Hare aandacht onderworpen had' en de keuze uiteindelijk gevallen was op de gravure van Jan Luyken uit 1676-1679. Het voordeel van deze keuze was dat het geheel, met de voorstelling van de 'levende watergeuzen' erbij, meer decoratief zou zijn. 'En heel eigenaardig', vertelt Been, 'daardoor is het gaan gelijken op een voorstelling, ook door den heer van Wijk gezien,[.] welke wij op ons Museum bezitten en dat voorkwam op een reuzen-gebak, in 1872[.] en later door onzen stedelijke decoratie-schilder Adrianus Moerman [.] op inderdaad kunstzinnige wijze van karton (eveneens in kleuren) gerestaureerd werd.'***)





'[...]voor ons, Briellenaars', zo schrijft Been in de Nieuwe Brielsche Courant, 'is het wel een eigenaardig idee, dat Prinses Juliana als bij voortduring het stede-beeld van den Briel voor oogen heeft. Wie weet ...of over vijf jaren, op 1 April 1922, wanneer de 350-jarige herdenking van de Inneming van den Briel [.] gevierd zal worden, onze Prinses van Oranje op Brielschen grond dien dag niet met ons zal komen herdenken.' *)
Op 1 april 1922, vier jaar na alle oorlogsellende, toen er weer feest gevierd kon worden, zou deze wens van Been inderdaad in vervulling gaan. Het werd een 1 aprilviering waarbij de voltallige koninklijke familie aanwezig was. Ruim twee jaar was Been dag en nacht in de weer geweest met de voorbereiding van het feestprogramma. De twee belangrijkste momenten echter, waarin hij zelf de hoofdrol zou vervullen, waren geen deel van het officiële programma. Dat waren de momenten waarbij Been zelf, als privépersoon in het middelpunt van de belangstelling kwam te staan. Zo werd hij geheel onverwachts en onvoorbereid vereerd met een onderscheiding, hem persoonlijk op de borst gespeld door Koningin Wilhelmina, en kreeg hij onverwacht de rol van 'gastheer-uitlegger' voor de 12-jarige prinses Juliana toebedeeld.

Had hij het bij de ontvangst van het lintje niet verder gebracht dan wat gestamel, tijdens zijn optreden als gastheer van de prinses, zou zijn doorgaans gebruikelijke welbespraaktheid hem niet in de steek laten. In het verslag dat Been achteraf over deze dag schreef, vertelt hij: 'Mijn gehele aandacht werd bepaald bij mijn taak als uitlegger voor de Prinses, een heel zacht, beleefd kind, absoluut niet aanstellerig en gewoon kinderlijke vragen doende.' Bij zijn uitleg en het volgen van het spel over de inneming van Den Briel, waarbij de Geuzen tot driemaal toe de poorten bestormden, was de prinses een en al aandacht geweest. Met stralende ogen had zij Johan Been, toen hij er haar mening over vroeg, geantwoord: 'Ik vond het echt!'
Ook informeerde Been nog even naar de bekende klok, waarop zij vermoedelijk jaar in, jaar uit, het optreden van de 'inneming' in miniatuur voorstelling had kunnen bekijken. Waarschijnlijk, zo dacht Been, zouden het liedje en het spel op de duur wel zijn gaan vervelen. Maar dat bleek niet het geval te zijn. 'Nee, zij vond het nog altijd aardig.' ****) En dàt klonk Johan Been als muziek in de oren.


Literatuur
J.J.L. Haspels e.a., 'Koninklijke klokken in Paleis Het Loo',
Waanders Uitgevers, Zwolle, p.47,48.

Tentoonstellingscatalogus, Museum Speelklok, 2006

Geciteerd uit:
*) 'Nieuwe Brielsche Courant', 1952, Oorlogsdagboek, 19 juni 1916
**)'Jeugd, tijdschrift voor jongens en meisjes', nr.4, 1917
***) 'Nieuwe Brielsche Courant', 15 maart 1917
****)Streekarchief VPR, 478, Been, 365, 'Een dag met de koninklijke familie' (in manuscript)

Met dank aan:
Steven Coene
Hoofd Meublilaire collecties en presentaties Koninklijke Verzamelingen

Marieke Lefeber, conservator, Museum Speelklok