, Een verrassing! Een eerste stadsgeschiedenis achterop een plattegrond van Den Briel

Een verrassing! Een eerste stadsgeschiedenis achterop een plattegrond van Den Briel

door Jenneke Groeneveld



Toen mijn ingelijste stadsplattegrond van Den Briel bruine vlekjes ging vertonen, kreeg hij eindelijk de aandacht die hij verdiende. De oplossing voor het vlekjesprobleem was simpel: de kaart bleek gewassen te kunnen worden, niet door mij weliswaar, maar door een expert. Daarvoor moest de ingelijste prent opengemaakt worden en dat bracht een verrassing met zich mee: op de achterkant van de kaart bleek een stuk stadsgeschiedenis van Den Briel afgedrukt te staan. Nu had ik wel vaker een historische plattegrond in handen gehad, maar die waren altijd blanco aan de achterzijde geweest. Deze, nog wel mijn eigen plattegrond, bevatte een beschrijving uit de vroege geschiedenis van Den Briel waarvan ik me niet bewust was geweest en dat me zeer welkom was. Achteraf gezien was het toch niet zo wonderlijk dat die tekst erop stond, want de gravure had ooit deel uitgemaakt van de stedenatlas Civitates Orbis Terrarum door George Braun en Frans Hogenberg.





De Brielse stadsgeschiedenis in beeld


De prent van Den Briel van de cartografen Braun en Hogenberg verscheen in het laatste kwart van de zestiende eeuw. In vogelvluchtperspectief zien we het stadje Den Briel als een landelijk gelegen kustplaatsje te midden van uitgestrekte landerijen, gelegen aan de monding van de Maas.
Zo van bovenaf gezien maakt het stadje een welvarende en goed georganiseerde indruk. Binnen de poorten van het stadje zien we als belangrijkste gebouwen de Maerlantsche of St. Pieterskerk gelegen in het stadsgedeelte Maerlant en ten zuiden daarvan de Groote Kerk of St. Catharijnekerk gelegen in het stadsgedeelte Den Briel.
In het zuidelijk deel van de stad (op de kaart in het noorden) zien we ook t'Raethuijs grenzend aan de Marckt waarin nu het stadsmuseum is gevestigd.
De omgeving op de prent is verlevendigd met een voorstelling van de bedrijvigheid-van-toen op en rond het eiland Voorne. De streek is keurig verdeeld in percelen akkers en weiland. Het is zomer, het gewas staat hoog en de koeien grazen in de weiden.
Op de rivier is een stoet van schepen afgebeeld, zeilend van en naar Den Briel. Vlak voor de haven zijn vissers druk in de weer de visvangst binnen te halen. Aan de onderkant rechts ter hoogte van de plaats waar in 1631 het Stenen Baken verscheen, staan twee wagens opgesteld om de netten naar het boetenveld of (in de winter) naar de boetenzolder te rijden.


De Brielse stadsgeschiedenis in woord

Interessant ook is de stadsbeschrijving getiteld BRIELIVM op de achterkant van de prent. De schrijver (vermoedelijk George Braun) gaat in het Latijn uitgebreid in op de vruchtbaarheid van het eiland Voorne, de handel en de welvaart die voor de wijde omgeving belangrijk was. De gevangen vis werd tot in Brabrant, Gelderland en Kleef vervoerd. Dit economische belang van de visserij wordt aan de voorzijde van de prent nog eens extra in beeld gebracht door het afgebeelde visserstafereeltje.



In chronologische volgorde verwijst de tekst vervolgens naar de religieuze en politieke geschiedenis van 'Holland' van vóór en omstreeks 1572. Om dit toe te lichten wordt de oude geschiedschrijver (H)Adrianus Barlandus (Baarland, ook Barlandi) ten tonele gevoerd. Barlandus, die stierf in 1538, zag in het optreden van Luther een gevaar voor de eenheid van het rijk van Karel V en voor de macht van de Katholieke Kerk. In zijn beknopte geschiedschrijving Hollandiæ uit 1520 betreurt Barlandus het buitengewoon dat deze zo vooraanstaande en zo bloeiende provincie Holland al te zeer op de hand is van Lutherse ketterijen. Het is daarom te betreuren "dat deze provincie misvormd wordt door de zeer betreurenswaardige opstand van de geuzen, waardoor de politiek van zeer veel staten, die goed waren georganiseerd omvergeworpen werden".




Na Barlandus geciteerd te hebben, vervolgt de schrijver zijn historische samenvatting met een zeer belangrijk hoogtepunt uit de Brielse geschiedenis:
"Want het is in het vroegere jaar 1572 op 1 april gebeurd dat de geus Lumey, vergezeld door nogal wat gewone soldaten, zijn koers richtte naar de vestingstad Enkhuizen, maar vanwege tegenwind, ondanks inspanningen van hem persoonlijk, teruggedreven werd naar de monding van de Maas. Daar werd ter plaatse besloten een soldaat aan land te zetten, de poorten van Den Briel in brand te steken en ze te openen en zelfs door de inspanning van een verrader, (in de ogen van de schrijver, J.G.) genaamd Roobol, afkomstig uit Delft, Den Briel in te nemen. (...) Dan wordt Den Briel ingenomen. Het is het begin van veel ellende."


De gegevens van de cartouche vertaald naar het Nederlands

De Brielse geschiedenis in vertaling

Naast de eenvoudige uitgave van de Stedenatlas met de stadsbeschrijving in het Latijn, zijn er ook luxere, gekleurde en/of vertaalde edities uitgegeven. Ook de toelichtende inleidingen op de achterkant van de prent werden in verschillende Europese talen omgezet. Dat gebeurde niet letterlijk, en ook niet altijd objectief, de eigen visie van de vertaler speelde hierbij een belangrijke rol.

Zo is de Duitse versie Briel in grote lijnen een navolging van de oorspronkelijke Latijnse tekst. Ook hier wordt verwezen naar de geschiedschrijver Barlandus en zijn verdriet over het feit dat Holland zo onder de invloed van het Lutherse gedachtegoed was geraakt. Van Den Briel wordt nog vermeld dat de hoge toren in de stad bij dag en nacht een baken was voor de zeevaarders.

Ook de Franse tekst Le Briel lijkt veel op de oorspronkelijke Latijnse tekst, maar heeft een minder subjectieve toon. Zo is bijvoorbeeld de stemming makende passage van Barlandus weggelaten en wordt Roobol hier niet als verrader neergezet. Daar waar het Latijnse artikel klaagt over de gevolgen van de inneming van Den Briel, stelt de Franse versie objectief: 'de inneming betekende het begin van de Opstand'. 'En', zo vervolgt de Franse tekst, 'uit respect voor Willem van Oranje stelde het grootste deel van de bevolking zich vrijwillig onder zijn hoede en al spoedig volgden nog meer Hollandse steden.'

In het stukje stadsgeschiedenis Brill in de Engelse editie blijven de religieuze perikelen van die tijd onbelicht. Wel herinnert de tekst aan een verdrag waarin bepaald werd dat de Staten ( waaronder Den Briel) hulp kregen, (in de vorm van leningen en manschappen) van Engelands koningin in de strijd tegen Frankrijk en Spanje. Zo werd Den Briel van 1585 tot 1616 pandstad van Engeland. In een latere herdruk van de Stedenatlas is hierover de volgende passage toegevoegd: '...in August 1585 Brill was given to Queen Elisabeth I of England as a security in the Treaty of Nonsuch, in exchange for 5,000 English soldiers to help fight the Spanish troops. The pledged areas were not returned to the Netherlands until 1616.'

*0*0*0*0*0*



Opmerkelijk is dat in alle teksten met bewondering geschreven wordt over de zoetwatervoorziening in Den Briel. In dit verband wordt gesproken over de Piermanswellepoort,**)Dit zou een doorgang of bruggetje geweest zijn dat over het zoute/brakke water heen naar een welle of zoetwaterbassin leidde.

Op alle prenten van Brielle, dat wil zeggen in alle edities, wordt in een cartouche aan de voorkant van de prent, verwezen naar de inneming van Den Briel in april 1572:

Dit betekent dat Den Briel als historische stad, zowel in woord als in beeld zowel letterlijk als figuurlijk op de kaart is gezet.



Opmerkingen:

**)De Piermanswellepoort was, volgens Johan Been, gelegen aan het einde van de Brigitte(weg), genoemd naar de plek waar tot 1531 het kloostercomplex van de Brigitteorde heeft gestaan. Bij het Brigittecomplex hoorde ook een bierbrouwerij. Het water uit de Piermanswelle zal daarom van zeer groot belang zijn geweest voor de kloosterlingen bij het brouwen van het bier. In 1558 verdween het Briggittecomplex definitief. Het klooster, de bijbehorende kerk en de brouwerij werden door de stad aangekocht en kort daarna afgebroken. Hoelang de welput bij de Piermanswellepoort in gebruik is geweest, is niet bekend. In het eerste kwart van de zeventiende eeuw besloot het stadsbestuur in het centrum van het stadje een nieuwe welle te slaan met daarboven een zwengelpomp.
Tijdens de restauratie van deze toen ruim drie eeuwen oude stadspomp, merkte Been in een krantenstukje op: 'De Pomp draagt het opschrift 1590. Dit is echter niet het jaar van de stichting', want, 'een resolutie van de regering van de stad" zegt op 8 Mei 1614 "dat men sal maecken een Pomp opde plaetse Welle int midden vant Pleijn tot cieraet vande stadt'. Het een zou in verband kunnen staan met het ander, of, door de komst van de nieuwe stadspomp werd de oude Piermanswelle overbodig.