Op bedevaart naar Brielle tijdens de Eerste Wereldoorlog



Zie ginds komt de stoomboot met Putters weer aan





Traditiegetrouw werd Brielle ook tijdens de oorlogsjaren 1914-1918 druk bezocht door bedevaartgangers. Elke zomer, dat wil zeggen sinds de heiligverklaring van de Gorcumse Martelaren in 1867, kwamen er honderden pelgrims naar Brielle om het graf van de martelaren te bezoeken. Gemiddeld brachten vijfendertig groepen per jaar een bezoek aan het bedevaartsoord.
Doordat er jaarlijks een bezoekersschema met een lijst van de vertreksteden van de pelgrims in de Nieuwe Brielsche Courant verscheen, kwamen de 'Putters' niet onaangekondigd, integendeel: heel Brielle stelde zich op hun komst in. Natuurlijk waren het vooral de Brielse ondernemers die zich op hun bezoek hadden voorbereid. Rijtuighouders zorgden ervoor met hun voertuigen bij de aankomstboot te staan, winkeliers stalden hun souvenirs uit en bakkers bakten extra brood, en heel veel gelegenheidskoekjes, zoals bloedkoekjes en zandtaartjes.

Het doel van de bedevaartgangers was: het gedenken van de H.H. Martelaren van Gorcum. Deze martelaren waren in de nacht van 8 op 9 juli 1572 tot de dood toe gefolterd omdat ze vasthielden aan hun geloof en de Paus. Over de Gorcumsche Martelaren is veel geschreven, ook Johan Been besteedde in zijn e-boek Brielse Taferelen, in hoofdstuk XXX, In "Des Heeren Boomgaerdt" aandacht aan dit gevoelige onderwerp.*)



Verreweg de meeste bedevaartgangers kwamen in die tijd met de stoomboot aan. Die boot bracht hen, zoals op het plaatje te zien is, tot bijna in het centrum. Bij het naderen van de stad zongen de Pelgrims: 'Laat, Pelgrims! laat uw blikken gaan/ Waar gindsche toren ligt:/ Het doel van uwe pelgrimsbaan,/ Den Briel rijst in 't gezicht;/ De stad waar Neêrlands heldental/ Voor God het leven bood,/ En tot een schouwspel van 't heelal/ Gefolterd werd ter dood.(...)'

Daarna stapten de bedevaartgangers aan wal en begaven ze zich te voet of in een janplezier naar de even buiten de vesting gelegen martelaarskerk. Daar wachtte hen een zwaar programma waarin de verering van de Gorcumse Martelaren centraal stond. De bruidjes, de meisjes die dat jaar hun H. Communie hadden gedaan, mochten in hun mooie witte jurkjes voorin de kerk plaats nemen. Om de dag in goede orde te laten verlopen was er een boekje met een dagprogramma. In dit boekje, het reisboekje van de Haagsche Bedevaart, staat nauwkeurig beschreven wat er die dag gevierd, herdacht, geëerd, gezongen, gepredikt en gebeden zou worden.
Na de H. Mis in de Kapel en de zegen met het Allerheiligste, volgde de verering van de relikwieën van de H.H. Martelaren. Vervolgens gingen de Pelgrims gezamenlijk naar het Martelveld. Daar vond de omgang met de relikwieën plaats, waarbij werd gezongen en gebeden. Na de plechtigheid konden de Pelgrims religieuze voorwerpen laten wijden en werd er op verzoek van een Pelgrim een overledene herdacht of voor een zieke gebeden.

Na het officiële gedeelte van de dag: de kerkdienst, de processie en een rondje om de 'onuitputtelijke' **) Heilige Put - en het nogmaals samenzijn in de kapel met het imposante interieur, ging men over tot het officieuze gedeelte van de reis. Het informele deel van het dagje-Brielle begon met een bezoek aan het nabijgelegen koffiehuis 'De Twee Getuigen'. Deze uitspanning dankt zijn naam aan de twee inwoners van Brielle die, volgens de overlevering, als enigen vanaf die plek getuigen zijn geweest van de moord op de zeventien Gorcumse geestelijken.

Een aandenken om mee naar huis te nemen



Daarna verpoostten de pelgrims zich in het mooie, door groen omkranste vestingstadje. Als aandenken aan deze bijzondere dag kochten zij souvenirs, 'martelaarsouvenirs' danwel 'Brielle-souvenirs'. Tot de martelaarsouvenirs behoorden gebedsprentjes en flessen met geneeskrachtig water, getapt uit de heilige waterput op het martelarenveld. En dan waren er ook nog de zogenaamde rode bloedkoekjes ter nagedachtenis aan het vergoten martelarenbloed. Een gebruikelijk Brielle-souvenir was een lepeltje of vaasje met een afbeelding van de Catharijnekerk, maar ook konden de toeristen een blikje met zandtaartjes van banketbakker Ribbe mee naar huis nemen. Deze koekjes werden volgens een geheim recept gebakken en verpakt in een blikje met historische afbeeldingen van Brielle. Uit het jarenlange succes van de koekjes mogen we afleiden dat de keuze vaker op deze zandtaartjes gevallen is dan op de rode bloedkoekjes, die met hun suggestieve naam niet bepaald uitnodigden tot toehappen. De historische plaatjes op het koekblikje van bakker Ribbe zijn later, naar een idee van Johan Been, uitgebreid met het bekende rijmpje 'Op 1 april verloor Alva zijn bril'. Met deze mooie reclameslogan zijn de koekjes als 'de enige echte vermaarde Brielse zandtaartjes' de delicatessen-geschiedenis ingegaan. Het geheim van het succes van het 1 april-rijmpje op het koekblikje was dat het rijmpje spoedig op ieders lippen lag en dat daarmee een stukje Brielse geschiedenis in ieders geheugen werd gegrift.



Johan en Anna Been actief in woord en geschrift



Bij al die gezellige drukte in het kleine stadje waren natuurlijk ook Johan Been en zijn zuster aanwezig. Anna Been ontving de bedevaartgangers en de weetgrage journalist uit den lande in haar winkeltje, waar zij vooral veel Brielse ansichtkaarten aan de dagjesmensen verkocht. Johan Been vervulde zijn rol als gids met verve en verzamelde als verslaggever tevens Brielse nieuwtjes voor de diverse kranten waaraan hij verbonden was. Ook in zijn oorlogsdagboek beschreef hij wat hij over de bedevaartgangers en hun kerk die dag gehoord en gezien had.



Uit het Oorlogsdagboek


"... Overal bemerkte ik angst voor de inundatie. (...) Zo zag ik de beelden uit de Kapel der Gorcumsche Martelaren in veiligheid brengen."
(augustus 1914)

"Ook worden sedert het begin van deze maand op het laatst van April wederom godsdienstoefeningen in de kapel gehouden, waarheen de beelden der Gorcumsche martelaren wederom teruggebracht zijn."
(mei 1915)

"j.l. Zondag werden de graven der Gorcumsche martelaren alhier bezocht door ruim 1400 bedevaartgangers uit Brielle en omstreken. Maandag kwam de processie uit Delft, per stoomboot 'Koningin Wilhelmina' tellende 400 personen. Gisteren arriveerden er 650 pelgrims uit Bergen-op-Zoom, die eveneens per stoomboot 'Koningin Wilhelmina' vervoerd werden. Heden kwamen 800 bedevaartgangers uit Rotterdam per stoombooten 'De Maasnymph' en 'Maasnymph I'. Morgen wordt de processie uit Amsterdam verwacht."
(juli 1915, Brielsche Courant)

"Er waren deze dag, met de Dordtse bedevaartgangers, twee boten vol aldaar verblijf houdende Belgen naar de H(eilige) put gekomen. Ik liep te midden van hen op het Havenhoofd en hoorde de vrouwkens Vlaams klappen. Een zei, nu lopen we net achter elkaar als toen, na dat met Antwerpen. Een tweede zei, dat ze toch wat dichter op elkaar gedrongen liepen en groter 'paskens' hadden. Een derde zei, dat men over die akeligheid maar het zwijgen moest doen."
(juli 1915)

"Heden morgen arriveerde alhier de eerste processie in dit seizoen, tot het bezoeken van de graven der Gorcumsche martelaren uit Gouda. De pelgrims ten getale van 450 werden vervoerd door de stoomboot 'IJsel I'."
(mei 1916)

"29 Juni zal het 50 jaar geleden zijn dat de martelaren van Gorkum heilig verklaard zijn. De buitengewone omstandigheden verhinderen dat dit jubelfeest niet zo schitterend gevierd kan worden als in normale tijden het geval zou zijn geweest. Omdat er een grote vertraging plaats vindt in het spoorwegvervoer."
(juni 1917)

"Het was dezer dagen ook zeer druk, door een groot aantal bedevaartgangers uit Den Haag, die anders in twee partijen komen. Ik sprak er een paar van, die terugkomende van de Kapel, in de Plantage wandelden, en het niet op konden, dat het hier zo mooi was."
(juli 1917)

"Door de oorlog komen er ook minder bedevaartgangers dan gewoonlijk naar het graf der Gorcumsche Martelaren, en dan meest met de stoomtram."
(juli 1918)

Na de oorlog, in 1919 en in de jaren daarna, komen de pelgrims weer in groten getale naar Brielle. Op 2 juli 1919 noteerde Been in een naschrift van zijn oorlogsdagboek: 'De bedevaartgangers die hier naar 'de Heilige Put', Putters, heten, waren uit Rotterdam met een grote boot gekomen, van Fop Smit, die moeilijk de haven uitging, maar op de Maas prachtig uitkwam tegen de woeste luchten.


**)Over het water in de Heilige Put

door Johan Been





Door de tijden heen is er veel gespeculeerd over het magische verschijnsel dat de heilige waterput nooit droogvalt, zelfs niet in tijde van grote droogte. Grondboringen in de omgeving van de Kapel met Heilige Put wierpen een nieuw licht op dit fenomeen. Johan Been greep de kans om met een aannemelijke verklaring te komen:

"Gewoonlijk ziet men voorbij wat vlak voor de hand ligt. Zoo is, bij mijn weten althans, bij het overwegen van de kansen op het welslagen van grondboringen in de omstreken van Brielle ter opsporing van een waterreservoir op grote diepte, de Heilige Put niet ter sprake gebracht, hoewel jaarlijks duizenden pelgrims uit alle oorden des lands ter bedevaart komen naar het graf van de Gorkumsche Martelaren, waar men die Put vindt.
Volgens de gelovigen moet het eigenaardige van dien Put, hierin gelegen zijn, dat hij, zelfs in de droogste zomers, altijd voorzien blijft van water, dat er in voldoenden voorraad in blijft opwellen. Het kan niet ontkend worden, dat hieraan door niet-roomsen, wel eens getwijfeld is. Allerlei boze dingen werden verteld, als zou des nachts de Put aangevuld zijn geworden uit de omliggende sloten. Die praatjes latende voor hetgeen ze zijn, kan ik op de meest stellige wijze verzekeren, dat inderdaad die Put onophoudelijk een nieuwen toevoer van water ontvangt op een nog onopgeloste wijze. Niet alleen kan ik daartoe de getuigenis inroepen van een persoon uit de 18e eeuw,++) wiens verzekeringen over 't algemeen bij mij als zeer geloofwaardig staan aangeschreven, maar ook uit officiële stukken kan ik zulks, ik herhaal het, op de meest stellige wijze aantonen.

Toen in den Fransen tijd Den Briel een groot garnizoen had, was het gebrek aan goed drinkwater dikwijls zeer voelbaar. Welnu, in een deel van dit gebrek werd toen, niet alleen voor de soldaten, die op bevel van de Franse commandanten, met wie heus niet te gekscheren viel, goed drinkwater moesten hebben, maar ook voor de particulieren, voorzien, door uit die wonderbare bron te putten, die nooit in den steek liet, en tenminste reeds in de 18e eeuw den naam van "Heilige Put' droeg. Grote watervaten werden op sleden geladen ( men 'sleepte' toen de lasten, meer dan men reed; vandaar sleepers), de paarden van de Fransen werden er voor- gespannen, en zo werden militairen en burgers, ten minste voor een groot gedeelte, van drink- water voorzien.

Jammer dat men nooit wetenschappelijk onderzocht heeft waar de onderaardse bron ligt, welke den H. Put blijft vullen. Men zou dan wellicht thans niet op goed geluk behoeven te boren. Een boring op de weide, waarin de Put gelegen is, is thans uitgesloten. Dat had kunnen geschieden, wanneer deze weide het eigendom ware gebleven van het Merula-Weeshuis, waarvan het bestuur zich vermoedelijk daartegen ziet verzet zou hebben."



*)Meer lezen over de martelaren en het pelgrimsbezoek, beschreven door Johan Been? Zie op deze homepage het e-boek Brielse Taferelen, vanaf hoofdstuk 'Naer dat lecker Brielken' p. 110-118.



**)Johan Been doelt hier op Jan Kluit, schrijver van de elf-delige serie 'Historische jaerboeken der stad Briel', 1747-1795.